Naast de goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde deelt de H. Geest ons nog zeven bijzondere gaven mee. In de hymne Veni Creator wordt de H. Geest als ‘septiformi munere’, zevenvoudig in zijn gave, aangesproken en in de sequens Veni, Sancte Spiritus wordt ‘sacrum septenarium’, het heilig zevenvoud gevraagd. Natuurlijk vormen deze zeven gaven een eenheid, zoals de H. Augustinus uitlegt in Preek 8.11.13: “De H. Geest is zevenvoudig (septenarius) en de H. Geest is één, één maar met een zevenvoudige werking.” Deze gaven zijn bovennatuurlijke gewoonten die onze mogelijkheden een zodanige kracht en souplesse verlenen dat zij de impulsen van de genade snel volgen. Wanneer we ons in deugdzaam leven oefenen, roeien we gelijkmatig, wanneer we echter de gaven van de H. Geest benutten, hebben we de wind in de zeilen!
God Zelf neemt het initiatief. Nog voor we tijd voor overleg hebben, zendt Hij ons goddelijke impulsen en inzichten. Onze medewerking daarbij bestaat hoofdzakelijk uit overgave aan de leiding van de H. Geest. Van deze leiding kunnen we meer zeker zijn, naarmate we ons van het wereldse, dat ons aftrekt van God, verre houden en ons toeleggen op ingetogenheid, die leidt tot God.
De H. Geest verlangt dat wij heilig leven. Als we ons zelf een beetje geweld aandoen, is de H. Geest ons vóór, en gereed ons daarbij altijd en overal te helpen. Door Hem ondersteunt en aangezet, kunnen we alles tegemoet vliegen wat ons op onze levensweg tot heiligere mensen maakt. Hij geeft ons een klaar zicht op tijd en eeuwigheid, en blijft, als wij Hem zelf niet verjagen, bij ons. Wij zouden onmiddellijk in onze zwakheid terugvallen, als Hij ons niet zou dragen. Vragen we daarom dat wij zijn genade bewaren, ons sterk te maken in onze voornemens en niet moe te worden betere, dat wil zeggen meer deugdzame mensen te worden.
De H. Geest deelt ons zijn gaven mee opdat wij de laster die absoluut in strijd is met een volmaakter leven kunnen afleggen, leert de H. Gregorius de Grote (Liber II Mor., c. 26). De gave der wijsheid is ons tegenover de dwaasheid gegeven waarmee we teveel aan aardse goederen en vreugden hangen; de gave van verstand helpt ons onze onwetendheid in de dingen van God te boven te komen; de gave van raad moet ons in onze onzekerheid helpen, opdat wij met heilige, op God gerichte zuivere gedachten en gezonde gevoelens goede werken kunnen volbrengen. De gave van sterkte helpt alle zwakheden, angsten en menselijke vrees te overwinnen. De gave van liefde voor Gods Naam verzacht de hardheid van ons hart. De vreze des Heren overwint onze hoogmoed.
Deze gaven van de H. Geest zijn als wapens, die Hij ons in handen geeft om bekoringen te weerstaan en om alles, wat zich in ons zelf verzet tegen het goede en het betere, te overwinnen. We kunnen deze wapens op een goede of slechte manier gebruiken. Indien wij deze gaven op de juiste manier zouden weten te gebruiken, zouden we de duisternis die soms onze geest beheerst, de verstoktheid van ons hart, de vrees die ons alle moed ontneemt, en ook ijdele eigenwaan niet behoeven te vrezen. Het gaat er dus om deze gaven eerbiedig en zorgvuldig in ons zelf te bewaren, meer nog er mee te werken, ze niet te begraven, maar ze als goede knechten ter ere van God en tot heil van onze ziel in te zetten.
Vragen we de H. Geest Zijn gaven in ons te doen werken en niet toe te laten dat ze onvruchtbaar blijven. Hoe machteloos we ons zelf daarbij voelen, des te meer is het zaak op Zijn goedheid te vertrouwen. Laten we verhopen van Zijn genade, wat we zelf niet kunnen. Als Hij in ons wil wonen, zal Hij ons niets weigeren.
Het leven van een goede christen impliceert morele, intellectuele en religieuze voortreffelijkheid, dat betekent dat het gesierd is en moet zijn met deugden op moreel, geestelijk en theologisch vlak. De dichter van de sequens bidt om het loon voor een leven volgens de deugden, maar in het besef dat zulk een beloning de consequentie is van deugdzaam leven, vraagt hij in wezen een deugdzaam leven voor heel de levensduur. Het is ook nodig dit te vragen omdat men zonder God niet deugdzaam kan worden. Het is een mooie paradox: God helpt ons toe te nemen in deugd en geeft dan een beloning voor dit deugdzaam leven!
Zo drukt ook de Gallicaanse prefatie van de Heiligen het uit: “Als Gij de verdiensten van de Heiligen bekroont, bekroont Gij uw eigen gaven” (cf Romeins Missaal voor weekdagen en heiligenfeesten, Utrecht 1983, p. 755).
Een goede christelijke dood weerstaat de laatste aanvallen van de duivel, die vaak een extreme poging doet om de stervende angst, wanhoop of zelfs opstandigheid in te boezemen. En hoe sterft men zalig? Door met de hulp van de H. Geest te volharden, die - zoals het collectagebed op Quatertempervrijdag na Pinksteren zegt – niet duldt dat wij in verwarring worden gebracht door vijandelijke aanvallen. “Wie teneinde toe volhardt, zal gered worden” lezen we bij Mattheus 24, 13.
Tenslotte, een goed eeuwig leven, de tijdloze voltooiing van de christen, is een leven in vereniging met God, Vader, Zoon en Heilige Geest in gelukzalige aanschouwing. De H. Augustinus definieert in zijn Belijdenissen (10.23.33-34) geluk als “vreugde in Waarheid”, maar de waarheid brengt slechts vreugde als je deze omhelst. Zij die bij leven de waarheid hebben gehaat, ondergaan na hun dood de pijn door de Waarheid, want zij brengt hun zondig leven aan het licht. Maar als de Heiligen in de hemel oog in oog staan met de Waarheid, ervaren zij pure vreugde en geluk, want zij hebben tenslotte bereikt waarnaar zij met liefde hebben verlangd. Zo zegt de evangelist de H.Johannes het ook: “Ieder die slecht handelt, heeft een afschuw van het licht en gaat niet naar het licht toe uit vrees dat zijn werken openbaar gemaakt worden. Maar wie de waarheid doet, gaat naar het licht, opdat van zijn daden moge blijken, dat zij in God zijn gedaan” (3, 20-21).
Moge het vuur van de H. Geest het vuur van de pandemie doven!
Bron: Priorij Tabor, Nederlands Zuid-Limburg.