Broeders en zusters, onze onoverwinnelijke voorvechter Jesus Christus heeft ons deze eerbiedwaardige veertigdagentijd geschonken. Laten wij ons nu vrijmaken van vleselijke begeerten en ons lichaam door vasten beteugelen, om onze ziel met deugden te voeden. Vasten moet nu in ons de verderfelijke genotzucht, vasten moet nu in ons elke ongerechtigheid, vasten moeten nu in ons haat en naijver wegnemen. Laten wij afzien van elk eetfestijn, maar méér nog van zondigheid. Laten wij matig zijn en sober in het drinken, opdat de dronkenschap van de lusten ons niet in haar macht krijgt.
Wat voor nut heeft het die veertig dagen in acht te nemen en de officiële vastentijd te onderhouden, als wij de echte wet van de vasten niet naleven? Wat voor nut heeft het, niet aan feestgelagen deel te nemen, als wij onze dagen doorbrengen met gekrakeel? Wat voor nut heeft het zelf geen brood te eten, als wij de armen van hun levensonderhoud beroven? Het vasten van de christen moet voedsel bezorgen aan wie behoeftig is! Het vasten van de christen moet de vrede voeden, niet de twistzucht.
Wat voor zin heeft het af te zien van vleesspijzen, als uw mond woorden van haat uitspreekt, die onreiner zijn dan welk voedsel ook? Wat voor zin heeft het uw maag te heiligen door vasten, als gij uw tong door leugens bezoedelt? Alleen dan hebt gij het recht naar de kerk te gaan, als uw schreden niet gevangen en verstrikt zijn in de dodelijke strop van hebzucht en woeker. Dan hebt gij het recht om tot uw Heer te bidden, als uw gebeden niet worden doorkruist door afgunst in uw hart. Dan hebt gij het recht u op de borst te slaan, als gij daaruit elke drift van kwaadwilligheid gebannen hebt. Dan kunt gij in alle eerlijkheid een geldstuk geven aan een arme, als gij het niet van een andere arme hebt gestolen.
Dat is dus, geliefde broeders en zusters, het christelijk vasten, dat is het voedsel van de gelovige, wanneer kuisheid ons vasten heiligt, verdraagzaamheid het siert, goedheid het verwarmt, barmhartigheid het rijk maakt en deemoed het zijn echtheid geeft. Als wij de veertigdagentijd van Christus naar best vermogen met deze deugden navolgen, dan zullen wij door een dubbele vorm van vasten, het vasten van ons lichaam en dat van onze ziel, op de genade van God aanspraak mogen maken.
Bron: Lezingendienst Getijdengebed.