zaterdag 3 oktober 2020

Enkele citaten uit het boek van Kardinaal Eijk

Hieronder een stuk uit de uitstekende website van de Nederlandse priester Cor Mennen over de situatie van de Katholieke Kerk in Nederland. Dit stuk is geschreven naar aanleiding van een boek van de Nederlandse Kardinaal Jacobus Eijk. Wanneer je dit stuk leest in samenhang met het Evangelie van de 27ste zondag door het Jaar, dan zet je dit toch aan het denken. Heeft de Heer het Koninkrijk van ons weggenomen opdat anderen daar de vruchten van zouden opbrengen? Het is maar te hopen dat dit niet het geval is, en als het wel zo zou zijn, dan hoop ik maar dat er na de periode van Duisternis een periode van het Licht zal aantreden. De 'kleine rest' rest dus niets anders dan te bidden, te offeren en te groeien in het Geloof en de deugden.

Nederland – land van extreme verduistering van God, zoals een dergelijke staat werd genoemd door de Heilige Paus Johannes Paulus II en ook Benedictus XVI. Tot aan het Tweede Vaticaans Concilie en de daarop volgende “geest van het Concilie” onderscheidde Nederland zich als een van de meest christelijke naties ter wereld. Het geloofsleven was levendig en uitgebreid en er was geen gebrek aan roepingen. De Nederlandse katholieken “deden aan expansie”: twaalf procent van de katholieke missionarissen in de wereld (!!) waren Nederlanders.

Met “het Concilie” en de revoluties van 1968 die daarop volgden: de ineenstorting en de radicale ontkerstening, in een neopaganistische samenleving die wordt bepaald door abortus, euthanasie en de fantasie van het “voltooide leven”. Slechts één op de vier Nederlanders verklaart vandaag de dag nog steeds dat ze tot de katholieke of protestantse kerk behoren of dat ze een religieus geloof belijden en uitoefenen. Met een bevolking van meer dan 17 miljoen is het aantal katholieken dat zich als zodanig registreert gedaald tot 3,5 miljoen, en daarvan gaan er niet meer dan 150.000 op zondag naar de mis, waarvan de meesten immigranten zijn van andere continenten. De kerken worden gesloten: ze worden verkocht en omgebouwd tot supermarkten of amusementslokalen. Een drankje in de apsis – wie wil dat niet? Of een mozzarella naast een voormalig altaar in de winkelwagen leggen?

In Italië verschijnt nu een interviewboek dat een belangrijke getuige van de Nederlandse zaak een stem geeft. Andrea Galli had een gesprek met de aartsbisschop van Utrecht, Willem Jacobus Kardinaal Eijk. De Kardinaal analyseert duidelijk de oorzaken van deze ineenstorting. Tegelijkertijd wordt het vertrouwen uitgesproken dat dankzij de “kleine rest” die is overgebleven, een beginnende wedergeboorte van de Kerk plaatsvindt: “de Kerk leeft in Nederland”. De kardinaal ziet dit gebeuren dankzij de gelovigen “die geloven, bidden en een persoonlijke relatie met Christus hebben”, hoewel “iedereen die vandaag de dag de moed vindt om de katholieke leer te belijden, vooral op het gebied van het huwelijk en de seksuele ethiek, het gevoel krijgt dat hij gek is”.

Fragmenten uit het interviewboek met Willem Jacobus Kardinaal Eijk: “Maar zal de Zoon des Mensen, als hij komt, het geloof op aarde vinden?”. – De verduistering van God na “het Concilie”

“Het is opvallend dat in Nederland het debat over de invoering van euthanasie voorafging aan het debat over de decriminalisering van abortus, in tegenstelling tot wat in vrijwel alle andere landen is gebeurd.

Het geval van de Nederlandse kerk kan iets interessants leren over de oorzaken van een nooit eerder geziene geloofscrisis. Laten we proberen terug te gaan naar de jaren veertig van de vorige eeuw.

Om precies te zijn kwam op 9 oktober 1947 een groep van negen personen, leken en priesters, bijeen in het Klein Seminarie van het Aartsbisdom Utrecht om de verontrustende veranderingen te bespreken die zich onder de katholieken in het hele land voltrokken. De resultaten van deze confrontatie werden gepubliceerd in een boek met de veelzeggende titel “Onrust in de Zielzorg“. Zij constateerden een vermoeidheid in de pastorale zorg, zij zagen ook dat de band tussen katholieken en de Kerk niet langer gebaseerd was op de inhoud van het geloof, maar een sociale band was. Het geloof werd gezien als een set van geboden en een systeem van abstracte waarheden die het dagelijks leven niet beïnvloedden. Het behoren tot de kerk was in wezen een gemeenschapsfactor: mensen gingen naar de katholieke basisschool, daarna naar de katholieke middelbare school, ze waren lid van katholieke verenigingen, vooral in de sport en in de verkennerij. Men was katholiek om redenen van sociale verbondenheid, omdat men opgroeide in katholieke structuren en niet op basis van een geleefd geloof. […]

Zeker, de Nederlandse Kerk, met een eenheid die eerder gebaseerd was op sociale banden in plaats van op het werkelijk geloof, kon zulke radicale culturele veranderingen als die van de jaren zestig niet doorstaan. In dat decennium nam de rijkdom per hoofd van de bevolking snel toe, waardoor mensen zelfstandig en dus onafhankelijk van elkaar konden leven. Het was een grote stimulans voor de individualistische cultuur, die later hyper-individualistisch werd. […]

De hyper-individualist wil geen entiteit die boven hem uitgaat, zoals het gezin, de staat, de kerk of God. En als hij de behoefte aan een van deze realiteiten laat zien, dan is het een behoefte aan utilitaire doeleinden, d.w.z. aan belangen – over het algemeen economische – die het individu niet in zijn eentje kan bevredigen. In dit klimaat kan men zich niet voorstellen dat men deel uitmaakt van een gemeenschap zoals de Kerk, die gemeenschappelijke overtuigingen heeft, laat staan een paus of een hiërarchie boven zich, die de waarheden van het geloof onderwijzen, ook morele, geleid door de Heilige Geest en delen in de kracht van Christus. […]

Opvallend is dat in Nederland het debat over de invoering van euthanasie voorafging aan het debat over de decriminalisering van abortus, in tegenstelling tot wat in vrijwel alle andere landen is gebeurd. De reden hiervoor is waarschijnlijk dat men in ons land al in 1969 over euthanasie begon met de brochure “Medische macht en medische ethiek” van Jan Hendrik van den Berg, hoogleraar in de psychiatrie aan de Universiteit van Leiden. Van den Berg pleitte voor het doden van kinderen die geboren zijn met zeer ernstige lichamelijke afwijkingen veroorzaakt door thalidomide, een medicijn dat zwangere vrouwen hadden genomen om misselijkheid te behandelen. […]

Katholieken en protestanten konden tot 1967 een meerderheid in het parlement hebben. In 1980 sloten de katholieke partij en twee protestantse partijen zich aan tot het “Christen Democratische Appel” (CDA), dat in de jaren tachtig de eerste partij werd met ongeveer een derde van de zetels in het parlement. Dit weerhield het parlement er echter niet van om in 1981 de abortuswet aan te nemen. Het CDA ontkerkelijkte zichzelf en verloor al snel zijn oorspronkelijke kenmerken. Naast deze “christen-democratische” partij, de grootste, zijn er twee kleinere protestantse partijen, de “Christen-Unie” (CU) en de “Staatkundig Gereformeerde Partij” (SGP). […]

Het CDA heeft nu 19 zetels in het Nederlandse parlement, de CU 5 en de SGP 3, wat betekent dat de christelijke politieke partijen samen nog maar 27 van de in totaal 150 zetels hebben, maar dit verandert niets aan het feit dat hun politieke invloed gevoelig ligt. Nederland heeft nu een regering bestaande uit een rechts-liberale partij, een links-liberale partij – voorstanders van de euthanasiewet van 2002 en de legalisatie van het zogenaamde homohuwelijk in 2001 – en het CDA en de CU. De laatste twee christelijke partijen vormen een obstakel voor het plan van de vorige regering om een wet aan te nemen over het zogenaamde “voltooide leven”, dat bedoeld is om hulp te bieden in het geval van zelfmoord van mensen die beweren ondraaglijk te lijden en geen vooruitzichten te hebben vanwege niet-medische oorzaken zoals eenzaamheid, verdriet, ouderdom. […] Hoewel de liberalen in de regering voor goedkeuring van dit wetsvoorstel waren, konden de twee christelijke partijen het blokkeren. […]

Een van de bedoelingen van het Tweede Vaticaans Concilie was dat de kerk zich zou openstellen voor de maatschappij, wat zij ook deed, maar de maatschappij stelde zich op haar beurt niet open voor de Kerk. Integendeel, het sloot haar uit van het openbare leven. Destijds heeft de Kerk een van de diepste geloofscrises in haar geschiedenis meegemaakt en vandaag de dag is zij niet in de beste positie om haar geloof door te geven aan de maatschappij. Veel leken en veel predikanten zijn verward over de inhoud van het geloof. Pas nadat zij haar eigen huis heeft opgeruimd, zal de Kerk weer echt in staat zijn om de wereld te evangeliseren.

Velen spreken over het gevaar van schisma’s, maar ik geloof dit niet. Integendeel, ik denk dat wat hier in Nederland al is gebeurd, in veel delen van de wereld zal gebeuren. Er is een stille restauratie geweest door de generatiewisseling. […] Want wie blijft er uiteindelijk in de kerk? De priesters en leken van de jaren ’68, die jaren van ontbinding, met ultra-progressieve ideeën, zijn bijna verdwenen. In Nederland zijn er nog steeds mensen die geloven, die bidden, die een persoonlijke relatie met Christus hebben. […]

Bron: Fortes in Fide.