zondag 6 september 2020

Broederlijke vermaningen

In het Evangelie van deze zondag wijst Jesus ons op een bepaalde verantwoordelijkheid die wij hebben als er gezondigd wordt. Daarin zegt de Heer: “Wanneer uw broeder gezondigd heeft, wijs hem dan onder vier ogen terecht.” Jesus vraagt ons om niet meteen de zonden van een ander zomaar op straat te gooien, maar dit eerst te doen onder “vier ogen”. We moeten dus voorzichtig zijn in de correctie die wij een ander geven. We moeten ook eerst goed nadenken wat we wel of niet gaan zeggen als wij iemand willen corrigeren. Dit om een te harde of een liefdeloze aanpak te vermijden en te voorkomen dat iemand niets meer van je wilt weten. Je moet je broeder immers terugwinnen. Niet afstoten.

Een zonde publiek maken doe je pas in een ernstige zaak, als het algemeen belang ermee gediend is of dat er een gevaar dreigt als je erover zwijgt, zoals in het tweede deel van de Bijbeltekst waarin Jesus vraagt om dit voor de Kerk te brengen. Ook in profane zin geldt dat: bijvoorbeeld: een bedrijf houdt het geheim dat een gevaarlijk gif in het drinkwater wordt geloosd. Zwijgen erover kan je medeverantwoordelijk maken voor de gevolgen van het vergiftigde drinkwater. Door dit zwijgen kunnen mensen sterven. In zo’n geval mag je niet zwijgen, maar moet je waarschuwen. Ook als dat betekent dat je je baan kwijtraakt en maatschappelijk tot zondebok wordt aangewezen.

Maar evenzo moeten we ook bereid zijn om zelf gecorrigeerd te worden. Vooral bij dat laatste laten nogal wat mensen het afweten. Er zijn gevallen bekend, waarbij men alleen de buitenwereld van allerlei fouten beschuldigt, zelfs als dit niet terecht is. Maar zelf iets fout doen? Nee, dat is onbespreekbaar bij sommigen. Zij vinden namelijk dat zij nooit iets fout doen! Zulke verhoudingen zijn niet echt gezond en getuigen van weinig zelfreflectie. Het getuigt ook van wel heel weinig nederigheid als je alleen de fouten bij een ander ziet, maar nooit bij jezelf. Wie steeds de fouten bij anderen legt en weigert de hand in eigen boezem te steken, die liegt over zichzelf en erger: die zondigt ook tegen God. Je beweert immers dat je nooit op dat punt hebt gezondigd en zo maak je God tot een leugenaar. Sommigen gaan zelfs zover, dat zij hun fouten niet willen toegeven ten overstaan van 2 of 3 getuigen en zelfs niet ten overstaan van de Kerk. Het oordeel van Jesus is dan ook duidelijk: wie zo iets doet moet beschouwd worden als een heiden of tollenaar en deze mensen kunnen buiten de Kerk geplaatst worden. 

Laten wij daarom die weg niet inslaan, maar luisteren naar de stem van de genade en aan de genade meewerken. Laten wij vooral nederig zijn, een stukje zelfverloochening toepassen, onze eigen fouten erkennen, want wie naar de deugden streeft heeft minder last van de zonde en zeker minder last van de verleider die altijd op de hoek van de straat staat om iemand in het verderf te storten.

1e lezing: Ez.33,7-9  
2e lezing: Rom.13,8-10
Evangelie: Mt.18,15-20
Kleur: Groen. Jaar: A.