zaterdag 16 mei 2020

Preken dat God niet straft: is dat de waarheid?

Ja, moe word je ervan: de zoveelste preek die je van een priester hoort en die beweert dat God niet zou straffen en waarbij het Coronavirus ook opeens geen straf van God kan zijn. Maar als dat waar is dat God niet straft, waarom is de duivel dan naar de Hel verwezen? Omdat God niet straft? En als wij eens een voor-conciliaire Catechismus openslaan, waarom wordt er dan wél gesproken over straffen die van God afkomstig kunnen zijn? Of beweert men soms dat de Pausen van vóór het Tweede Vaticaans Concilie het allemaal aan het verkeerde eind hadden?

Vandaag was ik weer mijn verplichte Breviergebeden aan het bidden in het Getijdenboek en 'toevallig' valt in het Middaggebed van de zaterdag van de eerste week, mijn oog op Psalm 34 (33) verzen 22 en 23: 

Het kwaad van de zonde loopt uit op de dood, wie vroomheid veracht, wordt gestraft. De Heer redt het leven van wie Hem dient, al wie tot Hem vlucht, heeft geen straf te duchten.

Dus volgens kardinalen, bisschoppen en parochiepriesters heeft de Psalmist het helemaal fout hoor, want God straft immers niet en ook niet met het Coronavirus! Maar waarom staat het er dan? Of lezen de priesters soms hun Brevier niet meer? Ik ken er die het opzij hebben geschoven! 

In het Evangelie van de zondag voor Pinksteren lezen wij over Jesus die het heeft over de mensen die Hem waarlijk lief hebben. Dat zijn zij, die de Geboden van de Heer onderhouden. Maar soms vraag ik mij af of de huidige priesters wel tot die categorie behoren... Wie immers leert dat God niet meer zou straffen, legt een valse getuigenis over Hem af. Kan zo iemand Hem waarlijk liefhebben? Laten wij daarom ophouden ons bezig te houden met vals getheologiseer en laten wij gewoon de VOLLE WAARHEID over God vertellen. Wie immers leert dat God niet straft, ontneemt de mens zelfs de mogelijkheid tot een onvolmaakt berouw. En welke priester wil dat graag op zijn geweten hebben?

1e lezing Hand.8,5-8.14-17
2e lezing 1 Petr.3,15-18
Evangelie Joh.14,15-21
Kleur: Wit. Jaar: A.