zaterdag 27 juli 2019

We moeten blijven bidden voor uitkomst

Bidden = vragen en vertrouwen

De lezingen spreken vandaag over het bidden. En als wij de boeken van de gebedstrainers van onze kerk lezen, dan is een ding zeker: alleen hij of zij die doorzet, zal met Gods hulp vrucht dragen. Durven wij te bidden in het besef dat ook bij het bidden doorzettingsvermogen van groot belang is? Jesus zegt zelf: “Vraagt en u zal gegeven worden; zoekt en gij zult vinden; klopt en er zal worden opengedaan.”
Hebben wij ten opzichte van God nog verlangens en durven wij deze verlangens ook in onze gebeden kenbaar te maken? Misschien zijn wij teleurgesteld in onze gebeden. Dan de volgende vraag: hebben wij geen bijkomstigheden met wezenlijke zaken verwisseld?

Maar de belangrijkste vraag luidt ook hier: Hoe hebben wij ons ten opzichte van God opgesteld? Hoe hebben wij God benaderd? Wil vleierij en een leugentje om bestwil in onderling menselijk contact nog wel iets opleveren? God wil anders benaderd worden. Hierover zegt de Schrift: God doorgrondt hart en nieren.

Hoe benaderen wij God om onze wensen aan Hem voor te leggen? Hoe te bidden? Deze vraag hebben de leerlingen ooit aan Jesus voorgelegd. En dat deden zij niet zo maar. Bidden is immers geen eenvoudige bezigheid. Het is anders dan een gewoon gesprek van mens tot mens. God zegt niets terug, tenminste niet op de manier die wij als mensen onderling gewend zijn. Bidden kan daarom vermoeiend zijn. Welnu, de leerlingen hebben meer dan eens gezien met welk een geduld, rust en overgave Jesus in gebed was. Bij Hem geen tekens van vermoeidheid of verveling.

Het is om die reden, dat de apostelen op een goede dag de stoute schoenen aantrokken en Jesus volmondig de volgende vraag stelden: “Heer, leer ons bidden.” En wat antwoordde Jesus? Hij schonk zijn leerlingen het ‘Onze Vader’. Jesus leert zijn leerlingen geen methode aan. Jesus spreekt niet over technieken; Hij nodigt de leerlingen louter uit om God te benaderen als een liefdevolle, zorgzame Vader.

God als een Vader benaderen. Dit wil zeggen: leg met een kinderlijk vertrouwen jouw verlangens aan Hem voor. En wij weten allemaal hoe ouders zijn. Ook al geven zij hun kinderen niet altijd wat zij verlangen; zij hebben het beste met hen voor.

Heeft Jesus dat ervaren in de omgang met zijn eigen ouders Maria en Jozef, reeds als kind had Hij ook een uitzonderlijke verhouding met God, die Hij terecht zijn Vader noemde. Met kinderlijk vertrouwen richtte Hij zich telkens opnieuw tot deze Goddelijke Vader. En zijn gebedsvertrouwen hield ook stand bij tegenspoed. Hangend aan het kruis, van God en mensen verlaten, sprak Hij nog vol vertrouwen de volgende woorden: “Vader, in uw handen beveel ik mijn Geest.”

Hoe dienen wij te bidden? Jesus geeft een tweeledig antwoord. Vraag en blijf vragen. Maar ook: durf met een kinderlijk vertrouwen alles als een geschenk uit Gods hand te aanvaarden. Dan zul je in voor en tegenspoed ervaren, dat God de Vader in alles onze verlangens ruimschoots vervult. Sterker nog. Een oprecht gebed in vertrouwen op God als Vader zal uiteindelijk God zelf tot doel van onze verlangens maken.

Bron: Bezinning op het Woord.

1e lezing: Gen. 18, 20 – 32
2e lezing: Kol. 2, 12 – 14 
Evangelie: Lc. 11, 1 – 13  
Jaar: C. Kleur: Groen.