Al in de zeer vroege periode van de Rooms Katholieke Kerk bestond de gewoonte om geen intercommunie toe te staan voor diegene die niet geloofde in de Werkelijke Tegenwoordigheid van de Heer in de H.Eucharistie. Een belangrijke Apologeet, Justinus de Martelaar (100/114-165) liet in zijn verdediging van het Geloof duidelijk blijken dat mensen zonder het Katholiek geloof in de H.Eucharistie, het Lichaam en Bloed van de Heer niet mochten ontvangen. Dit stukje op dit blog is geschreven om duidelijk te maken dat intercommunie gewoon niet is toegestaan, en dus ook niet op de Duitse wijze die een duidelijke breuk met het Katholiek Geloof betekent. Sinds de invoering van het Nieuw Kerkelijk Wetboek is een uitzondering toegelaten voor gevallen in ernstige nood (Canon 844 §4 CIC), zoals in stervensgevaar, maar het zal duidelijk zijn dat de Duitse truc om van Eucharistische honger te spreken, zeker niet voldoet aan de uitgangspunten van het Kerkelijk Wetboek, laat staan wat altijd is geloofd in de Kerk. Vooral de houding van de H.Stoel in deze Duitse affaire verdient zeker geen schoonheidsprijs en is een schoolvoorbeeld hoe het anders had gemoeten. In plaats van duidelijkheid te scheppen, werd er onduidelijkheid geïntroduceerd.
Justinus de Martelaar zegt in zijn Apologie aan keizer Antonius Pius o.a. het volgende:
Wij noemen dit eten Eucharistie; en niemand mag eraan deelnemen, behalve hij die gelooft dat onze Leer wáár is, en die gewassen is, met de wassing ter kwijtschelding van de zonden en ter wedergeboorte (Doopsel), en die daardoor leeft zoals Christus heeft bevolen. Want niet gewoon brood of drank ontvangen wij......
Justinus verhaalt verder dat de H.Communie alleen aan de Apostelen werd gegeven, en dus niet aan buitenstaanders die niet in Hem geloofden. Dat klinkt zeer zwaarwegend, want als je naar de Duitse situatie kijkt waar Lutheranen een niet onbelangrijk deel van de kerkelijke bevolking uitmaken, dan wordt het toestaan van de H.Communie aan hen helemaal een hachelijke zaak, aangezien ze niet in de Transsubstantiatie geloven, maar in de Consubstantiatie: een wezenlijk verschil met de Leer van de Katholieke Kerk. Eén van de strijdpunten van de Reformatie ging immers over de Werkelijke Tegenwoordigheid van Christus in het H.Sacrament en dit is nog steeds niet volledig bijgelegd.
En er zijn nog meer vragen, want hoe weten wij of de voorwaarden die de Duitse bisschoppen hebben uitgedacht werkelijk door Lutheranen (die met Katholieken zijn getrouwd) zullen worden geaccepteerd en uitgevoerd? Als dit zo doorgaat, kunnen straks ook godloochenaars en regenboog-aanbidders de H.Communie ontvangen en zo het Lichaam van Christus verder onteren. Als we straks ons gaan afvragen waarom er zoveel Heiligschennis plaatsvindt, gericht tegen het H.Sacrament, dan kunnen we in koor allemaal wijzen naar Duitsland en naar het merendeel van de Duitse bisschoppen.