dinsdag 7 februari 2017

Het woord Farizeïsme wordt iéts te vaak gebruikt

Of je nu iemand een gebrek aan gezond oordeelsvorming moet toekennen of niet, feit is dat de laatste tijd te pas en te onpas het woord Farizeeërs (in de Kerk) een beetje te vaak wordt gebruikt en vooral om mensen in de Kerk aan te duiden die zich graag aan de (Liturgische) regels willen houden. Daarbij is het opvallend dat er deels gesuggereerd wordt dat men die regels zonder enige inhoud toepast. Iemand zomaar daarvoor beschuldigen zonder dat er enig onderzoek gedaan is, zou mogelijk kunnen betekenen dat er sprake is van een gebrek aan naastenliefde, lichtzinnig oordeel en/of dat er sprake is van hoogmoed.

In de Heilige Schrift vinden we echter genoeg aanwijzingen dat een onberispelijke levenswandel eerder een aanduiding is dat God daar welbehagen in heeft (vergelijk Spreuken 11;20). Datzelfde kun je doortrekken naar de Geboden en de bepalingen van de Heer (vergelijk Lucas 1;5-6). Dus het is nog maar de vraag of trouw aan Gods bepalingen (en dus ook in de Liturgie), iets te maken heeft met Farizeïsme. Daarom moet iedereen voorzichtig zijn om het woord zomaar even te pas en te onpas te gebruiken voor mensen waar je niet voldoende liefde voor kunt opbrengen en vooral moet je oppassen om niet je zogenaamde 'tegenstanders' publiekelijk mee neer te halen. Dat getuigt nou niet bepaald van een echt Christelijke levenswandel.

Over wat precies sommige Farizeeërs deden kunnen we zelf goed lezen in het Evangelie van deze dag (7 februari 2017). Het gaat hier over Marcus 7;1-13. Daarbij is het opvallend dat het verklaringen waren uit de Mozaïsche Wet (vers 2-3) die door de vroegere wetgeleerden waren uitgedacht en verplicht gesteld voor het volk (het reinigen van bekers en schalen, het reinigen van de vingertoppen voor het eten). Kijken we naar vers 10 t/m 13 - het 4de Gebod van de Decaloog - (Eert uw vader en uw moeder), dan werd dit gebod afgekocht door een offergave te doen in de Tempel (Korbán), zelfs als die gave nodig was voor het levensonderhoud van de vader en de moeder. Hierdoor werd het Gebod van God krachteloos gemaakt door mindel van een eigen overlevering van de schriftgeleerden, en dat kan natuurlijk nooit de bedoeling zijn van Gods Geboden. Christus bekritiseert dit terecht: Geboden moeten gewoon worden nagekomen. 

De kritiek van Christus op deze manier van handelen laat duidelijk zien dat de Geboden krachteloos en leeg werden gemaakt terwille van de overlevering van de mensen. Deze waarschuwing geldt zeker ook voor ons, want aan een lege dienst "Dit volk eert Mij met de lippen, maar hun hart is verre van Mij", (vers 6) daar heeft Christus niets aan. Maar zomaar iemand beschuldigen van Farizeïsme omdat men de Geboden van God en de Liturgische regels wil onderhouden, gaat natuurlijk veel te ver en begint al aardig op te schuiven in de richting van eerroof.

Post Scriptum:  Vandaag herdenkt Vlaanderen de Martelaren H.Paulus Miki en gezellen.