Christus
is de zon der gerechtigheid en het ware licht. Maar de heilige Schrift
vergelijkt de heilige Johannes de Doper met een lamp, want in
vergelijking met het goddelijk en onuitsprekelijk licht, in vergelijking
met de onzeglijke en overgrote luister, kan het menselijk verstand, ook
al is het vol licht en wijsheid, terecht een lamp worden genoemd. Wat
betekent: ‘Bereidt de weg van de Heer’ en ‘Maakt zijn paden recht’ (Jes. 40, 3)?
Jesaja verklaart het door eraan toe te voegen: ‘Elk dal moet gevuld,
elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht, de
ruwe wegen effen worden’ (Jes. 40, 4).
Want
er zijn heirwegen, wegen die gemakkelijk begaanbaar zijn, maar ook
hobbelige en moeilijk begaanbare, die nu eens bergen en heuvels oplopen
en daarna in diepe ravijnen afzakken. Indien de hoogten werden verlaagd
en de diepten werden opgevuld, dan werden de kronkelpaden recht en vlak,
de moeilijke en steile wegen gemakkelijk begaanbaar. Dit gebeurde
geestelijk door de kracht van onze Verlosser.
Vroeger
was, om zo te zeggen, voor alle mensen het volmaakte leven onbereikbaar
en de weg van het evangelische leven onbegaanbaar, omdat de geest van
alle mensen beheerst werd door aardse en wereldse begeerten en naar
beneden getrokken door de ongeregelde driften van het vlees. Maar toen
onze Heer mens geworden was, volgens de Schriften, heeft Hij in zijn
vlees de zonde vernietigd, heerschappijen en machten en de beheersers
van deze wereld overwonnen, en heeft Hij de weg naar de deugd vlak en
begaanbaar gemaakt, zonder steilten en diepten en ze geëffend tot een
vlakte.
Alle kronkelige wegen werden recht
gemaakt. En niet alleen dat, maar ‘de heerlijkheid van de Heer zal zich
openbaren en alle mensen zullen haar eenparig zien. Voorwaar, de mond
van de Heer heeft gesproken’ (Jes. 40, 5). Hoe zal de
heerlijkheid van de Heer zich openbaren? Want het eniggeboren Woord van
God is God; het is op een onuitsprekelijke wijze uit de Vader geboren,
en woont in de hoogten van de godheid, ‘hoog boven alle heerschappijen,
machten, krachten en hoogheden, en boven elke naam die genoemd wordt,
niet alleen in deze maar ook in de toekomstige tijd’ (Ef. 1, 21).
Hij is de Heer der glorie en wij hebben zijn glorie gekend, - hoewel
wij haar vroeger niet kenden - omdat Hij mens is geworden en zich in
zijn menswording geopenbaard heeft als even sterk, even machtig en even
roemrijk als God de Vader; ‘Hij houdt alles in stand door zijn machtig
woord’ (Heb. 1, 3); met gemak verricht Hij wonderen; Hij beveelt
aan de schepselen; wekt de doden op en zonder moeite verricht Hij andere
wonderdaden.
Daarom is de heerlijkheid van de Heer geopenbaard en ‘heeft alle vlees de redding van God gezien’ (Lc. 3, 6).
‘Van God’, dat betekent van de Vader; want het is de Vader die de Zoon
als Verlosser en Heiland naar de wereld heeft gezonden. De Wet vermocht
niets; de offers, die slechts voorafbeeldingen waren, konden de zonden
niet uitwissen; in Christus worden we voltooid, worden we bevrijd van
elke smet en worden we, door de Geest, vereerd met het kindschap van
God. Volgens de bedoeling van de Verlosser moet deze genade, die ons in
Christus gegeven wordt, alle vlees, dat wil zeggen: alle mensen
bereiken.
Bron: Nederlands Getijdengebed, Lezingendienst.