Uit een preek, toegeschreven aan de heilige Maximus, bisschop van Turijn († ca. 420)
De geheimen van de doop des Heren.
Het evangelie verhaalt ons dat de Heer naar de Jordaan kwam om gedoopt te worden, en dat Hij in deze stroom geheiligd wilde worden door tekenen uit de hemel.
Het is zeer zinvol dat na de geboortedag van de Heer het feest van de doop van de Heer volgt, ook al geschiedde dit jaren later, maar in dezelfde tijd. Ook deze dag zou men, naar mijn mening, de geboortedag van Jesus kunnen noemen.
Toen werd Christus immers voor de mensen geboren, vandaag wordt Hij in heilige tekenen herboren; toen baarde Hem de Maagd, vandaag het mysterie. Daar werd Hij als mens geboren en zijn moeder Maria koesterde Hem op haar schoot. Hier wordt Hij op geheimvolle wijze voortgebracht en God de Vader omhelst Hem met zijn woord: ‘Dit is mijn Zoon, de Welbeminde, in wie Ik mijn behagen heb gesteld; luistert naar Hem’ (Mt. 17, 5). De moeder liefkoost het Kind aan haar borst, de Vader eert zijn Zoon door een liefdevol getuigenis. De moeder toont Hem aan de Wijzen ter aanbidding, de Vader openbaart Hem aan de heidenen ter verering.
Zo komt Jesus naar het doopsel en wil Hij dat zijn heilig lichaam in het water gewassen wordt. Wellicht zal iemand zeggen: waarom wilde Hij gewassen worden, Hij die toch heilig is? Luister dan: Christus wordt niet gedoopt om door het water geheiligd te worden, maar om zelf het water te heiligen, om door zijn eigen reiniging de stroom te reinigen die Hij aanraakt. Want de heiliging van Christus is veeleer de heiliging van het water.
Toen de Verlosser gewassen werd, reinigde Hij al het water van de wereld voor ons doopsel. De bron wordt gereinigd, opdat aan de volken die later zullen komen, de genade van het doopsel verleend kan worden. Christus gaat voorop in het doopsel, opdat de christenen, zijn volk, Hem vol vertrouwen kunnen volgen.
Ik begrijp het geheim: zo ging ook de vuurzuil door de Rode Zee voor, opdat de Israëlieten zonder angst konden volgen. Zij trok als eerste door het water om voor hen die zouden volgen, een begaanbare weg te banen. Dit voorgaan was volgens de Apostel een heilig teken dat naar de doop verwees. Het was ook een doopsel, toen de wolk de mensen omhulde en het water hen droeg.
Dat alles heeft Christus de Heer bewerkt, zoals Hij dat ook nu nog doet. Zoals Hij toen de Israëlieten voorging door de zee in een vuurzuil, zo gaat Hij ook nu door zijn doopsel de christenen voor in de zuil van zijn lichaam. Hij is de vuurzuil die toen de ogen van wie volgden, licht verschafte en die nu het hart van de gelovigen verlicht. Toen baande die zuil zich een vaste weg door de watervloed. Nu sterkt zij onze gang door het water van het doopsel.
Bron: Lezingendienst Nederlands Getijdengebed.