‘Mijn hart prijst hoog de Heer, van vreugde juicht mijn geest om God, mijn redder’ (Lc. 1, 46-47). Met deze woorden prijst Maria de gaven die haar in het bijzonder geschonken zijn. Maar zij noemt verder ook alle weldaden op waarmee God tot in eeuwigheid voor het menselijk geslacht blijft zorgen.
Ons hart prijst hoog de Heer, als wij onze innerlijke gevoelens gebruiken om God te eren en te dienen. Door het onderhouden van zijn geboden laten wij zien dat wij altijd aan zijn macht en majesteit denken.
Dan juicht onze geest in God, onze Redder, omdat die alleen gelukkig is bij de gedachte aan zijn Schepper, van wie het eeuwig heil verwacht wordt.
Deze woorden passen goed in de mond van iedere heilige, maar toch het meest bij de Moeder Gods. Door haar uitzonderlijk voorrecht had zij een geestelijke liefde voor Hem, die zij met vreugde in haar lichaam ontvangen had.
Meer dan de andere heiligen kon zij terecht met een bijzondere vreugde om Jezus, haar Verlosser, juichen. Want zij kende Hem als de eeuwige bewerker van onze redding en wist nu dat Hij uit haar lichaam in de tijd geboren zou worden, zodat Hij in een en dezelfde persoon werkelijk haar Zoon en haar Heer zou zijn.
‘Aan mij heeft Hij zijn wonderwerken gedaan, die machtig is; en heilig is zijn Naam’ (Lc. 1, 40). Zij schrijft dus niets toe aan eigen verdiensten. Haar gehele grootheid brengt zij terug tot een gave van Hem, die naar zijn wezen machtig is en groot. Hij is gewoon zijn getrouwen van klein en zwak sterk te maken en groot.
Terecht voegt zij toe: ‘Heilig is zijn Naam.’ Zo maant zij de luisteraars en allen die zij met haar woorden kan bereiken, dat zij tot het geloof komen en tot het aanroepen van zijn Naam om de eeuwige heiligheid en de ware redding deelachtig te worden, naar het woord van de profeet: ‘Zo zal het gaan: al wie de naam van de Heer aanroept, hij wordt gered’ (Joël 3, 5). Dit is de Naam over wie Maria gezegd heeft: ‘Van vreugde juicht mijn geest om God, mijn Redder’.
Het is daarom in de kerk een prachtige en heilzame gewoonte geworden deze lofzang dagelijks na de psalmen van het avondgebed te zingen. Zo worden de gelovigen telkens door de herinnering aan de menswording van de Heer tot een liefdevolle genegenheid opgewekt, en door het voorbeeld van de Moeder Gods te overdenken in hun goede levenshouding gesterkt. Men heeft gemeend dat dit het beste bij het avondgebed kon gebeuren, omdat onze geest die overdag vermoeid is geraakt en afgeleid door allerlei gedachten, zich dan, als de tijd om uit te rusten begint, op zichzelf kan concentreren.
Bron: Getijdengebed, Lezingendienst.
Uit een homilie van de heilige priester Beda de Eerbiedwaardige († 735).
Uit een homilie van de heilige priester Beda de Eerbiedwaardige († 735).