zaterdag 28 april 2018

Christenen moeten veel vrucht dragen

Welke landbouwer zou het accepteren dat zijn fruitbomen wél bloeien, maar geen vrucht dragen? Zou hij niet zeggen: "waartoe putten zij de grond nog uit? Hak de bomen om, en plant nieuwe bomen die wel vrucht dragen!" Iemand die zo spreekt is inderdaad een wijs man. Hij denkt immers aan de economie van zijn bedrijf: waar immers geen vruchten aan de bomen komen, kan hij zijn zaak gaan sluiten wegens gebrek aan inkomsten. Het zelfde geldt voor de Christenen. Ook hier neemt de Goddelijke Landman het niet dat er wel bomen (Christenen) zijn, maar geen vruchten. Hij snijdt ze zelf van de wijnstok af, laat de verdorde vruchten bij elkaar verzamelen om later in het vuur te verbranden. Het is een duidelijke waarschuwing die Christus geeft aan zijn discipelen, maar deze waarschuwing is ook voor ons opgeschreven. Volgens de heilige Kerkvader Johannes Chrysostomos laat de Heer de vervolgingen in ons leven toe om er voor te zorgen dat we meer vruchten dragen, zoals de Heer in het Evangelie uiteenzet in Johannes 15;2 "...en elke (rank) die wel vrucht draagt, zuivert Hij, opdat zij meer vrucht mag dragen." Christus leert ons dat wij via de ranken aan Hem verbonden moeten blijven. Door deze verbondenheid met Christus ontvangen wij de levenskracht en dragen wij vruchten die blijven in Eeuwigheid.

In de lezingen voor het Evangelie van de vijfde zondag na Pasen kunnen we lezen hoe wij "in God verblijven." De H.Apostel Johannes leert ons dat we dat doen door de broederliefde in stand te houden (zie daarvoor 1 Johannes 3; 18-24). De Heer heeft namelijk zelf uitgelegd dat de hele Wet en Profeten is samen te vatten in dit ene gebod door God lief te hebben met heel ons hart en al onze krachten, maar ook door de naaste lief te hebben zoals wij onszelf liefhebben (zie daarvoor Boek Leviticus hoofdstuk 19 vers 18). 

In vers 19 van de eerste brief van Johannes zegt de H.Apostel iets wat een beetje duister overkomt, maar de Bijbeluitleggers in de Petrus Canisius Bijbel zeggen daarover het volgende: De broederliefde is het zekere teken dat wij uit de Waarheid, uit God zijn, en als kinderen Gods Hem waarachtig liefhebben. Want dan onderhouden wij Gods geboden, blijven we in Hem, en naderen vertrouwvol als kinderen tot de Vader. Hebben we nog twijfel over onze liefde tot God, dan kunnen we onze hart geruststellen. Want God kent ons hart beter dan wijzelf. Uit de naastenliefde, die we beoefenen, weet God beter dan wijzelf, dat we Hem waarachtig liefhebben. Want de waarachtige naastenliefde is onmogelijk zonder de liefde tot God. 

In de laatste vers van de eerste brief van de H.Apostel Johannes, vers 24, wordt bedoeld: De geest van de naastenliefde die God ons schonk door de genade van de Heilige Geest. 

De H.Apostel legt in in vers 1 van de eerste brief uit dat wij met daden onze naastenliefde moeten bewijzen, want zonder daden is het geloof immers dood (zie ook de brief van de H.Apostel Jacobus hoofdstuk 2 vers 17 en 18). We kunnen met onze daden onze medemens waarlijk liefhebben: dat betekent dat we iets voor hem of haar doen, voor hen bidden (dus ook bidden voor onze vijanden!), dat de priesters de Heilige Missen voor hen opdragen en dat wij de mensen bijstaan met goede raad. Zo bewijzen we dat we via onze naaste lief te hebben, waarlijk God liefhebben. Wij kunnen immers onze liefde tot God nooit direct aan God zelf teruggeven (zie daarvoor het boek De Dialoog van de Heilige Catharina van Siëna) want voordat wij bestonden had God ons al oneindig lief. Daarom moeten we de liefde aan onze naaste teruggeven. Dan beschouwt God dit als aan Hem gedaan (vergelijk Matteus hoofdstuk 25 vers 40).