Op 14 juli wordt het Evangelie van de Barmhartige Samaritaan gelezen op de 15de zondag door het Jaar van de Liturgische Kalender. Er zal veel gepreekt zijn geweest over dit stukje Evangelie in het verleden, maar het is wel een schokkende ontdekking dat het Jodendom van 2000 jaar geleden de volgende wetstekst onvoldoende begreep: "Gij zult de Heer uw God beminnen, met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw kracht....en uw naaste als uzelf". Om eerst aan te geven wat ik bedoel staat hier het stukje Bijbeltekst:
Daar trad een wetgeleerde naar voren om Hem op de proef te stellen. Hij zeide: 'Meester, wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?' Hij sprak tot hem: 'Wat staat er geschreven in de Wet? Wat leest ge daar?' Hij gaf te antwoord: 'Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart en geheel uw ziel, met al uw krachten en geheel uw verstand; en uw naaste gelijk uzelf.' Jezus zeide: 'Uw antwoord is juist, doe dat en ge zult leven.'
Maar omdat hij zijn vraag wilde verantwoorden, sprak hij tot Jezus: 'En wie is dan mijn naaste?' Nu nam Jezus weer het woord en zei: 'Eens viel iemand, die op weg was van Jeruzalem naar Jericho, in de handen van rovers. Ze plunderden en mishandelden hem en toen ze aftrokken, lieten ze hem half dood liggen. Bij toeval kwam er juist een priester langs die weg; hij zag hem wel, maar liep in een boog om hem heen. Zo deed ook een leviet; hij kwam daar langs, zag hem, maar liep in een boog om hem heen.
Toen kwam een Samaritaan die op reis was, bij hem; hij zag hem en kreeg medelijden; hij trad op hem toe, goot olie en wijn op zijn wonden en verbond ze; daarna tilde hij hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en zorgde voor hem.
De volgende morgen haalde hij twee denariën te voorschijn, gaf ze aan de waard en zei: Zorg goed voor hem, en wat ge meer mocht besteden, zal ik u bij mijn terugkomst vergoeden.
Wie van deze drie lijkt u de naaste van de man die in handen van de rovers gevallen is?' Hij antwoordde: 'Die hem barmhartigheid betoond heeft.' En Jezus sprak: 'Ga dan en doet gij evenzo.'
In het oude Jodendom had men priesters die van de stam Levi afkomstig waren, maar uitgerekend een Leviet ontdekt een half doodgeslagen man en loopt om hem heen. De reden was om zich niet volgens de Wet te verontreinigen, want een dood lichaam (althans, dat denkt deze Leviet) was immers onrein. Het kostte in die dagen veel moeite om weer rein te worden, en daar had de Leviet mogelijk geen trek in. Vreemd genoeg laat deze Leviet wel de tekst van Leviticus 19;18 achterwege, waarin duidelijk staat dat men de naaste lief moet hebben, zoals u zelf. Jesus verduidelijkt dit door de neergeslagen en voor dood achtergelaten man als je naaste te zien. De Leviet die dus een boog maakt om dit slachtoffer denkt de Wet uit te voeren, maar verminkt die door een te eenzijdige interpretatie toe te passen.
De vraag is: hoe doen wij het zelf? Zien we wel de Wet, maar niet de barmhartigheid die je verplicht moet bewijzen aan iemand? Een voorbeeldje? Hoe vaak hoor je niet over nóg strengere straffen voor veroordeelden, zonder dat zij maar iets aan barmhartigheid zouden mogen ontvangen? De wet is mooi, maar je kan ook de Nederlandse wet niet zien zonder barmhartigheid. Anders kom je in gevaarlijk water terecht waardoor de medemens verbitterd achtergelaten wordt en ook de vraag gesteld moet worden of niet gezondigd wordt tegen de rechtvaardigheid. Te strenge straffen hebben alleen maar verbittering en nog meer slachtoffers opgeleverd. Men zou dus kunnen zeggen dat dit stukje Evangelie een duidelijke waarschuwing is voor ons, om niet in een soort wets-manie te vervallen en wij zo de barmhartigheid zouden vergeten...
De Joodse wetgeleerde kan duidelijk het woord "Samaritaan" niet over zijn lippen krijgen als hij moet antwoorden wie van de drie het slachtoffer barmhartigheid heeft betoond. Zijn antwoord heeft meer weg van een grote boog om iets heen maken. De reden is dat Joden en Samaritanen in die tijd elkaar niet konden luchten of zien, maar geeft wel haarfijn aan dat sommige menselijke barrières meer kwaad dan goed kunnen doen. En ook dit is een waarschuwing voor ons dat wij niet nodeloze barrières opwerpen, waardoor onze naaste schade lijdt.