Zowel in de Novus Ordo als in de Buitengewone Vorm van de Romeinse Liturgie wordt op de Tweede Zondag van de Advent het Evangelie gelezen waarin Johannes de Doper optreedt. Hieronder een preek van de H.Augustinus die prachtig past bij deze Zondag.
Johannes is de stem, Christus het Woord.
Johannes was de stem, de Heer echter het ‘Woord van den beginne’. Johannes was de stem voor een beperkte tijd, Christus vanaf den beginne het eeuwig Woord. Denk het woord weg, wat is dan de stem nog? Waar een begrijpbare inhoud ontbreekt, is ze niet meer dan een zinloos geluid. Een stem zonder woord raakt het oor, maar leert niets aan het hart.
Bij het beleren van ons hart bemerken wij een opeenvolging van gebeurtenissen. Als ik bedenk wat ik moet zeggen, dan is het woord al in mijn hart. Maar als ik tot u wil spreken, zoek ik hoe datgene wat in mijn hart leeft, ook in het uwe kan binnenkomen. Wanneer ik dan zoek hoe het woord dat reeds in mijn innerlijk is, bij u kan aankomen en in uw innerlijk een plaats krijgen, gebruik ik mijn stem en door het gebruik van mijn stem spreek ik tot u: het geluid van mijn stem voert het begrip van het woord naar u toe. En wanneer het geluid van mijn stem het begrip van het woord naar u heeft overgebracht, is de klank zelf wel voorbij, maar het woord dat door het geluid wordt overgebracht naar u, is nu in uw innerlijk, terwijl het toch niet uit het mijne is weggegaan. Als het geluid het woord naar u heeft overgebracht, lijkt dit dan niet zelf tot u te zeggen: ‘Hij moet groter worden, maar ik kleiner’ (Joh. 3, 30)? Het geluid van de stem is verklonken, het heeft zijn dienst gedaan en is verdwenen, als het ware zeggend: ‘Dit is mijn vreugde en ze is volkomen’ (Joh. 3, 29).
Laten we het woord echter vasthouden, laten we het woord dat in ons binnenste is ontvangen, niet kwijtraken. Wilt u een bewijs dat de stem voorbijgaat en dat de godheid van het Woord blijft? - Waar is nu het doopsel van Johannes? Het heeft zijn dienst gedaan en is voorbij. De doop van Christus wordt echter nog overal gevierd. Allen geloven we in Christus, van Hem verhopen we het heil. Dit heeft de stem ons geboodschapt. Omdat het moeilijk is te onderscheiden tussen woord en stem, werd Johannes zelf voor de Christus aangezien.
De stem werd voor het Woord gehouden, maar hij besefte dat hij slechts stem was en wilde het Woord niet zijn eer ontnemen. Hij zei: ik ben de Christus niet, noch Elia, noch de profeet. Men antwoordde: wie zijt ge dan? Ik ben, zo sprak hij, de stem van iemand die roept in de woestijn: bereidt de weg voor de Heer! (vgl. Joh. 1, 20-23). De stem van iemand die roept in de woestijn, is de stem van iemand die het zwijgen verbreekt. Met de woorden: ‘bereidt de weg voor de Heer’, wilde hij zeggen: ik laat me slechts horen om Hem in uw hart binnen te leiden; maar de weg waarlangs ik Hem leiden moet, wil Hijzelf niet gaan, als u die zelf niet effent. Want wat betekent ‘Bereidt de weg’ anders dan: bidt op gepaste wijze? Wat betekent ‘bereidt de weg’ anders dan: weest nederig in uw gedachten?
Neemt voor de nederigheid een voorbeeld aan Johannes. Men denkt van hem dat hij Christus is, maar hij zegt dat hij niet is wat men van hem denkt. De vergissing van de ander gebruikt hij niet om zich te verheffen. Als hij gezegd had: Ik ben de Christus, hoe gemakkelijk zou men hem dan niet geloofd hebben! Men dacht dit al voordat hij het zei. Maar hij zei het niet; hij kende zijn plaats en beklemtoonde de afstand door zich te vernederen. Hij zag waar voor hem het heil lag. Hij begreep dat hij de lamp moest zijn en zorgde dat deze niet gedoofd werd door de wind van de hoogmoed.
Bron: Lezingendienst Nederlands Getijdengebed.