Bij de vierde zondag van Pasen lezen we in het B-jaar van de lezingencyclus over het Evangelie van de Goede Herder. Een overweging is hieronder te lezen:
Christus kan met recht zeggen: "Ik ben". Voor Hem is er geen verleden of toekomst; alles is voor Hem in het heden. Dat zegt Hij over Zichzelf in de Apocalyps: "Ik ben de alfa en de omega", zegt God, de Heer, "Ik ben het die is, die was en die komt, de Almachtige" (Ap 1,8). En in Exodus: "Toen antwoordde God hem: 'Ik ben die er zijn zal. Zeg daarom tegen de Israëlieten: 'Ik zal er zijn' heeft mij naar u toe gestuurd"' (Ex 3,14).
"Ik ben de goede herder" Het woord 'herder', 'pastor' in het Latijn, betekent: 'weiden, voeden'. Christus voedt ons dagelijks met zijn Vlees en Bloed door het Sacrament van het Altaar. Isaï, de vader van David, zei tegen Samuel: "Mijn jongste zoon is een kind, die hoedt de schapen en de geiten" (1Sam 16,11). David, die klein en nederig is als een goede herder, voedt ook zijn schapen. Men leest ook bij Jesaja: "Als een herder weidt hij zijn kudde: zijn arm brengt de lammeren bijeen, hij koestert ze, en zorgzaam leidt hij de ooien" (Jes 40,11).
Als de goede herder zijn kudde in het veld hoedt of het terugbrengt, dan verzamelt hij immers de kleinste lammetjes die nog niet goed kunnen lopen; hij neemt ze op zijn armen, draagt ze tegen zijn borst; hij draagt ook de moeders die moeten jongen of die net bevallen zijn. Dat doet Jesus Christus ook: iedere dag voedt Hij ons met onderricht uit het Evangelie en met de Sacramenten van de Kerk. Hij verzamelt ons in zijn armen die Hij uitgespreid heeft op het kruis "om de verstrooide kinderen van God bijeen te brengen" (Joh 11,52). Hij heeft ons opgenomen in zijn schoot van ontferming, zoals een moeder haar kind opneemt. (Heilige Antonius van Padua).