dinsdag 8 september 2015

Wie wil zien, moet eerst toegeven blind te zijn

Wie met aandacht de H.Schrift leest over de blinden die Jesus heeft genezen (zie hiervoor het H.Evangelie van de 23 ste zondag door het Jaar), zal opvallen dat die blinden vóór hun genezing hun eigen blindheid toegaven aan de Heer. Wie immers zelf toegeeft blind te zijn, kan met het geloof de genezende kracht van Onze Heiland ontvangen. Maar de blindheid is niet alleen een lichamelijk defect: het kan ook naar een innerlijke (ver)blindheid verwijzen. We kunnen een bepaalde zaak bijvoorbeeld door onze slechte gesteltenis innerlijk niet goed inzien. Sommige Farizeeën waren daar een huiveringwekkend voorbeeld van, zoals in het H.Evangelie naar Johannes hoofdstuk 9, waar Jesus de blindgeborene genas. Interessant wordt het pas op het einde van dat hoofdstuk, waarin Jesus het volgende zegt:

En Jesus sprak: Tot dit vonnis ben Ik in deze wereld gekomen: dat de blinden zouden zien, en de zienden blind zouden worden. Enige Farizeeën die bij Hem waren, hoorden dit, en zeiden: zijn ook wij soms blind? Jesus sprak tot hen: Als gij blind waart, had gij geen zonde: maar nu gij zegt: We zien, nu blijft uw zonde. 

De Farizeeën in dit stuk meenden dus zienden te zijn, maar door hun trots zagen ze juist niet in dat ze blind waren. Wie immers trots is en geen nederigheid kent, kan ook niet besluiten zelf te lijden aan (ver)blindheid. Zo iemand vindt inderdaad dat hij geen genezing nodig heeft. Deze verblindheid heeft weer te maken met het feit dat de Farizeeën op eigen gezag besloten dat ze ziende waren en door het halsstarrig volhouden blijft deze zondige verblindheid alleen maar voortduren. Maar Christus laat ons juist in dit stukje Evangelie zien dat het erop aan komt nederig te erkennen dat men een blinde is. In zo iemand leeft geen zondige verblindheid meer en zijn blindheid is daardoor te genezen. 

Zo is het ook met het kunnen zien van de betekenis van de H.Schrift: we kunnen het pas begrijpen en inzien dankzij het nederig erkennen van het Leergezag dat een authentieke verklaring van de H.Schrift (en het overgeleverde Woord) kan geven zoals zij dat al 2000 jaar doet. Niemand kan dus zelf besluiten op eigen gezag inzicht in de H.Schrift te hebben. Wie zoiets zegt, maakt zich juist door zijn trots stekeblind: net zoals de Farizeeërs in Johannes hoofdstuk 9 vers 40 deden.