zaterdag 18 juli 2015

De Heer zal zijn schapen niet in de steek laten

In de Dialoog van de H.Catharina van Siëna spreekt de Heer over het gedrag van de priesters met een laakbaar gedrag. In het Evangelie van de 16e zondag door het jaar wordt zelfs een strafrede door de Heer zelf uitgesproken en sommigen menen hieruit te moeten concluderen dat het als leek daarom ook vrij staat hetzelfde te gaan doen. Maar ook hier is het de Heer zelf die in de Dialoog te kennen geeft dit zeer te veroordelen. De priester is immers een 'Christusdrager' en het is onjuist om als leek een strafrede tegen welke priester dan ook uit te spreken. Het mishaagt de Heer buitengewoon als een leek dit doet. Daarom mogen leken alleen op zeer gepaste wijze (een broederlijke vermaning) naar voren brengen, zonder de priester in zijn eer aan te tasten of hem zelfs maar te beledigen. De waardigheid van de priester is namelijk groter dan die van de Heilige Engelen en die waardigheid mag nooit worden aangetast, hoe erg de priester ook in de fout is gegaan. Dit geldt evenzo voor het maken van beledigende moppen en grappen die de eer van de priester aantasten. Wie toch in de fout is gegaan hoeft niet te wanhopen, maar kan het beste zelf aan God vergeving vragen in het mooie Sacrament van Boete en Verzoening dat in de Kerk aanwezig is en waar Gods vergevende liefde zo direct wordt ervaren.

In het Evangelie van de 16e zondag (met de mooie Psalm 23) kunnen we in Marcus 6;30-34 een belangrijke les leren: de Heer zal zijn schapen, zijn kleine gelovigen nooit in de steek laten, ook al leven deze schapen ver weg van de gronden van Israël (Jeremia 23;1-6). Niemand kan daarom als mens bepalen wie wel en niet gered zal worden: de Heer zal dat zélf bepalen. 

Verheugen wij ons daarom deze zondag omdat de Almachtige Heer en onze God zoveel goedheid aan ons betoond heeft door ons te redden en laten we Hem danken voor alle weldaden en zegeningen die Hij ons allen heeft geschonken! Zijn goedheid en Barmhartigheid zijn oneindig, zoals de Heer zelf bevestigd heeft aan zuster Maria Faustina.