zaterdag 28 februari 2015

Abraham de gelovige

In de tweede zondag van de veertigdagentijd lezen we over Abraham en Isaak, en hoe Abraham van God de opdracht krijgt zijn enige zoon Isaak te offeren op de berg in het land van de Moria. Veel gelovigen zullen met gemengde gevoelens naar dit stuk Evangelie luisteren (Genesis hfdst 22), want dit is toch wel wat: God vraagt om een offer dat in een mensenleven wel het grootste offer is wat je geven kunt en een dergelijk offer stuit ieder mens tegen de borst. Abraham wist ook dat God niets kon bevelen wat zondig was. Hoe zwaar het offer van zijn enige zoon, naar wie hij zo had verlangd, hem ook viel, toch was hij bereid om hem aan God te offeren. Tevens wist Abraham dat de Almacht van God zo groot was, dat op Zijn woord een dode weer tot leven zou worden gewekt en hij twijfelde niet dat God dat ook bij zijn eniggeboren zoon zou doen. Gelukkig grijpt God op het laatste moment daadwerkelijk in en roept Abraham op zijn zoon geen haar te krenken. In plaats van zijn zoon Isaak wordt een ram geofferd.

In zijn erkenning van Gods Oppermajesteit, zijn onwankelbaar vertrouwen op Gods goedheid en vooral in zijn rotsvast geloof aan Gods belofte is Abraham ons een voorbeeld geworden van heldhaftige deugd. De Heilige Apostel Paulus wijst hier in zijn Brief aan de Romeinen (Rom hfst 4) nogmaals op. De belofte die God doet aan Abraham is een belofte die elk geslacht zal raken, want omwille van zijn gehoorzaamheid, en omdat Abraham God vreest, wordt uit zijn geslacht Gods Eniggeboren Zoon, de Christus naar het vlees geboren. Dankzij Abraham hebben wij Christenen grote zegen en genade ontvangen. De zorg die God aan ons besteedt wordt uitgerukt door een woordspeling van de naam van het land van de Moria waar Abraham zijn zoon moest offeren. De Moria wil zeggen: de Heer draagt zorg.