zaterdag 25 juli 2015

Jesus en de H.Eucharistie

De eerstvolgende zondagen door het jaar horen we het Evangelie naar Johannes over de wonderbare broodvermenigvuldiging, de tekenen en ook het ongeloof bij de mensen als Jesus zelf verklaart het Brood des Levens te zijn en dat zijn Vlees en Bloed gegeten en gedronken moet worden om eeuwig leven te verkrijgen. Helaas zijn niet alleen veel leerlingen vertrokken uit zijn gezelschap wegens deze rede, maar dit herhaalde zich ook nog eens in de 16e eeuw en de daarop volgende eeuwen van wat men de Reformatie durft te noemen. We komen daar later nog op terug.

De lezingendienst van de 17e zondag begint met het Tweede boek Koningen (2 Kon. 4; 42-44) waarin de profeet Elisa soortgelijke bewoordingen gebruikt als Jesus in Johannes hoofdstuk 6; 1-15. We zien hier dus duidelijk dat Oude- en Nieuwe Testament een eenheid vormen: de wonderbare broodvermenigvuldiging.  In het Evangelie naar Johannes wordt dit weer verder uitgewerkt. De rede die Jesus daar doet (na de wonderbare broodvermenigvuldiging) valt in twee stukken uiteen. In de eerste afdeling (vers 26) spreekt Jesus figuurlijk over Zichzelf als het brood des Geloofs, dat figuurlijk moet worden gegeten door het gelovig aannemen van Jesus' leer. In de tweede afdeling (vers 51-58) openbaart Jesus zich als het Eucharistisch Brood, dat niet figuurlijk maar letterlijk moet worden gegeten door de nuttiging van zijn Lichaam en Bloed. De wonderbaarlijke broodvermenigvuldiging neemt de gelovige als het ware bij de hand: niet alleen een teken uit de Hemel, maar ook de uitleg over het Brood uit de Hemel die ons wordt gegeven.  De ongelovige ziet alleen het brood waarvan hij eet, ziet de tekenen niet en blijkt ook geen geloof te hebben (vers 64 over het Lichaam en Bloed des Heren)

In het Evangelie van de 17e zondag zie je dat er nog iets anders aftekent: de mens die niet in staat is vooruit te plannen in het voeden van 5000 mannen, de onhaalbaarheid van de financiën om dit mogelijk te maken, en de machteloosheid van de mens om zoiets maar zelfs tot stand te brengen. Zo gebeurt het nu tot op de dag van vandaag: de mens die tegenwoordig wel heel vaak beweert dat hij de zaken naar zijn hand kan zetten, moet even zo vaak zijn onmacht erkennen. Alleen God is in staat om het onmogelijke echt mogelijk te maken. Mits we maar in Hem geloven en Zijn Wil doen.